maandag 10 september 2018

The Dragons Flame of Departure // Part 2

2.
Er lijkt geen einde aan het pad te komen, het voelt alsof ik al uren loop. In het bos staan een hoop bomen die het zicht versperren. Het ziet eruit alsof er in geen jaren mensen zijn geweest, het pad wordt steeds onduidelijker. Ik zie in de verte een omgevallen boom liggen, er ligt een dikke moslaag op. Ik loop er naartoe en raak het mos voorzichtig aan, het is droog. Ik zet mijn koffer naast me neer en haal mijn gitaar van mijn rug. Ik trek mezelf omhoog en ga op de boomstam zitten, door het mos voelt het aan als een zachte stoel. Ik haal mijn rugzak van mijn rug af en zoek mijn flesje water. Gelukkig had ik een lunchpakket meegekregen van Dorothea de huishoudster van het witte slot. Het leek wel alsof ze bij het huis kwam, ze was altijd een lieve maar ook een strenge vrouw. Toen mijn oma overleed heeft ze me goed gesteund. Wat doe ik hier? Ik kon veel beter thuis blijven. In dit bos is niets te vinden, straks wordt het nog donker. Zal ik teruggaan? Maar ik ben al zo ver. Ik moest mijn gevoel volgen, maar wat zegt mijn gevoel? Ik pak de lunchtrommel uit mijn tas en begin te eten. Pas wanneer ik een hap neem merk ik wat voor een trek ik heb. Nadat ik mijn brood heb opgegeten ruim ik mijn lunchtrommel op en pak ik mijn telefoon uit mijn rugzak. Wanneer het scherm oplicht schrik ik van de tijd, het is al vijf uur geweest. Ik loop al twee uur. Zal ik teruggaan? Maar oma zei dat ik naar de Elementen Academie moest gaan, ik wil haar niet teleurstellen. Met die gedachte spring ik van de boomstam af, gooi mijn rugzak en gitaar om mijn rug, pak mijn koffer en ga ik op stap. Ik zal oma niet teleurstellen.

Ik besluit na een tijdje van het pad af te gaan en mijn gevoel te volgen. Als ik nu niet opgegeten wordt door een grote boze wolf, dan weet ik het ook niet meer. In mijn rechterooghoek zie ik licht tussen de bomen doorkomen, daar ga ik naartoe. Hoe dichter ik bij het licht kom, des te meer geluid ik hoor. Het geluid van vogels is vervangen door een hol en hard geluid. Ik kan het geluid niet goed identificeren, het is niet de natuur, maar het klinkt ook niet mensenlijk. Waar het licht vandaan kwam is nu een grote opening naar een meer. Ik blijf dicht bij de bomen staan en kijk om me heen. Er ligt een gigantisch meer, er zwemmen zwanen en eenden en er ligt een gigantische witte waterlelie in het midden. De bloem geeft licht, hoe is dit mogelijk. Het is echt prachtig, maar waar ben ik beland?

Ik blijf even verbaast staan en wordt me dan weer bewust van het geluid. Ik kijk om me heen, maar zie niet veel, pas wanneer ik verder loop zie ik een jongen staan. Hij heeft bruin haar en kijkt erg geconcentreerd, voor hem staat een grote steen, waar hij naar kijkt. Hij draagt alleen een korte zwarte sportbroek, maar waar is hij mee bezig? Plots in een snelle beweging schiet de steen naar voren tegen een boom aan, waar hij uiteenvalt. Ik schrik me rot en doe een stap naar achter, maar struikel over een tak, ik verlies mijn evenwicht en val op de grond. Ik kom snel omhoog, maar zie de jongen niet meer staan waar hij stond. Ik wrijf verbaast in mijn ogen, ben ik aan het hallucineren, dit kan niet. 'Sta je van het uitzicht te genieten?' Ik draai me snel om en zie de jongen achter me staan. 'H-hoe deed je dat?' Vraag ik stotterend nog steeds bijkomend van de schrik. 'Wat? Een steen naar voren duwen? Met mijn handen.' Hij ziet er erg zeker uit van zijn zaak. Ik sta op en bekijk hem goed, hij heeft lichtbruine ogen. Ik kan niet anders dan toegeven dat hij verschrikkelijk knap is. 'Je gebruikte je handen niet, je stond er te ver van af.' 'Hoe moet ik anders een steen verplaatsen, met magische krachten, ofzo?' Grinnikt hij. 'Ik weet wat ik zag!'
'Aangenaam Thobbias,' hij steekt zijn hand uit. 'Liv', ik schud zijn hand en trek mijn hand daarna snel terug. 'Zeg Liv, mag ik vragen wat je in het bos doet met een hutkoffer?' Hij kijkt me glimlachend aan. 'Goede vraag, dit klinkt heel gek, maar ik moet naar de Elementen Academie, ligt dat hier ergens? Ik weet dat we midden in een bos zijn, maar ik-ik moest hiernaar toe.' Stamel ik, ik merk dat ik moeite heb met mijn woorden. Ik word toch niet verlegen van deze zogenaamde Thobbias, kom op Liv. Laat je niet intimideren. 'Oh echt? Dan ben je aan het juiste adres! Ik breng je er wel naartoe.' 'Oh graag, bedankt, dan kan je me meteen uitleggen hoe je die steen verplaatste.' Ik pak mezelf weer op en kijk hem uitdagend aan.
'Wacht maar dat weet je dan toch wel? Ik ben een aardestuurder.' 'Een wat nou?' Ik kijk hem verwart aan. 'Een aardestuurder, ik stuur aarde.' Is hij gestoord geworden? 'Wat? Ik word niet graag in de zeik genomen, staat er hier ergens een camera? Oh god, zit ik in Bananensplit?' 'Kijk nu eens en probeer dit keer op je benen blijven te staan.' Hij pakt mijn arm en neemt me mee naar waar eerst de steen stond. Hij zet zijn benen breed uit elkaar en focust zich, hij tilt zijn armen rustig omhoog en de aarde onder me begint te trillen. 'W-wat doe jij dit?' 'Hoe kan dit?' Er komen kleine steentjes van de grond af en ze beginnen om me heen te draaien. Ik word gek, dit kan toch niet. Ik probeer eén van de steentjes te pakken en sluit mijn handen eromheen, er zitten geen touwtjes aan vast, dit is een normale steen. 'Pas op!' Het steentje vliegt uit mijn hand en valt in een onnatuurlijke beweging met de andere steentjes weer op de grond. Ik zet een paar stappen naar achter, ik pak mijn handen vast en merk dat ik tril. Hoe is dit mogelijk, hoe kan dit?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten